Ger Lataster

(geb. 1920)

Lataster wordt gemakshalve gerekend tot de zogenaamde «Amsterdamse Limburgers», waartoe ook Pieter Defesche, Jef Diederen en Lei Molin behoren, een kwalificatie die deze zeldzame abstract expressionist op termijn onvoldoende recht doet.

Na zijn opleiding aan de Kunstnijverheidsschool in Maastricht en aansluitend aan de Amsterdamse  Rijksakademie (onderbroken door WO-II), beleeft Lataster in 1952 zijn doorbraak met zijn eerste solotentoonstelling bij Le Canard in Amsterdam, een eerste expositie bij een galerie in een lange rij van grote namen in binnen- en buitenland. Maar één van de hoogtepunten uit zijn loopbaan is ongetwijfeld de opdracht voor de trappenhal van het Mauritshuis, getiteld «Icarus Atlanticus», twee spectaculaire abstracte plafondschilderingen van 5 x 5meter die moeiteloos een aanvulling vormen op de aanwezige schilderijen werken uit de 17e eeuw, want Lataster’s stijl  kenmerkt zich door zijn afstand tot het onderwerp en tot de aanwezige symboliek, waardoor zijn composities haast een literaire gelaagdheid krijgen. Een kwaliteit waarom ook de Oude Meesters van de 17e eeuw nog steeds gewaardeerd worden.

Lataster neemt zijn professie uiterst serieus en ijvert voor goed opleidingen, hij stond met Wessel Couzijn aan de wieg van het Haarlemse «Ateliers 63», kweekvijver voor talent als Marlene Dumas en Erik Andriesse. De motivatie achter dit initiatief was de behoefte van jonge kunstenaars om een periode te werken onder kritische begeleiding van meer ervaren kunstenaars.