Marius Bauer

(1867-1932)

Vooraanstaand etser en Nederlands belangrijkste Oriëntalist. Hij was onderdeel van de nasleep van de Haagse School en daarmee van het Nederlands impressionisme. Vrijwel alle werken hebben exotische thema’s en Oosterse culturen tot onderwerp; het oude Egypte, de voorbije islamitische cultuur in India, optochten in Nederlands Indië, Ceylon, Turkije, Cambodja, steeds zijn de romantische reisindrukken van Bauer’s verre reizen gedompeld in een sfeer van mystiek en verleden.

De kunstcriticus Charles Wentinck schreef in 1955 over Bauer: «…wij willen steden van louter paleizen, vooral nu onze eigen steden van louter hondenhokken verrijzen. Wij willen een verheven visie op het leven, omdat we op de een of andere manier weten dat de onze te vaak platvloers en alledaags is…». Hiermee gaf hij de kern van Bauer’s kunstenaarschap weer. Bauer was in de kern een romanticus die vluchtte uit het hier en het nu, die zijn heil zocht in het exotische en in het verleden. Geen enkele Nederlandse kunstenaars heeft op basis van deze romantische prikkel zo’n indrukwekkend oeuvre opgebouwd als Marius Bauer.

Zijn carrière leek op die van een wonderkind. Al bijzonder vroeg verdiepte hij zich in culturen van exotische volkeren. Hij begon zijn opleiding op 10-jarige leeftijd aan de Haagse Academie en studeerde er samen met George Breitner, Isaac Israels en Willem de Zwart. Na een leerperiode bij Salomon van Witsen ontdekte de kunsthandelaar Van Wisselingh Bauer’s grote talent. Met diens financiële steun vertrok Bauer naar Constantinopel om er te tekenen en te schetsen. De tachtig etsen waarmee hij terugkwam waren zó goed dat deze de 21-jarige kunstenaar verzekerden van een levenslange samenwerking met de gerenommeerde Kunsthandel Van Wisselingh.