Willem Hussem

(1900-1974)

Samen met Willy Boers en Piet Ouborg is hij een van de meest overtuigde Nederlandse ijveraars voor pure abstracte kunst ná 1945. Zij waren ouder dan de leden van de CoBrA-groep. Ook hadden zij hun opleiding vóór de oorlog genoten, waardoor zij niet goed pasten bij CoBrA. Naast schilder was Hussem ook dichter. Hij putte invloed uit primitieve culturen, kalligrafie. Via de Franse criticus Seuphor was hij bekend met het principe van «écriture automatique» en kende de verworvenheden van het «Internationele Surrealisme» en de «New York School». Hij had een grote hang naar de filosofie van het Zen-Boeddhisme en oosterse dichtkunst. Bovenal was hij vooral een Haagse en met nadruk géén Amsterdamse schilder.

In Den Haag heerste een volstrekt ander kunstklimaat dan in Amsterdam. De Haagse kunstenaarsvereniging “Pulchri” had een groot bindend vermogen tussen verschillende stijlrichtingen. Amsterdam kende meer controverse, provocatie en animositeit. Rond 1950 werd het Amsterdamse CoBrA de heersende stijlrichting in Nederland. Cobra was semi-abstract, daardoor kwam de volledige abstracte kunst van Hussem op een achterplan. Het laatste decennium ondergaat Hussem een ononderbroken rehabilitatie. 

Met Alexander Pola en Simon Carmiggelt was Hussem vanaf begin jaren ’40 vrijwel dagelijks te vinden aan zijn stamtafel in de Haagse kroeg «De Posthoorn». Een gewoonte die hij tot aan zijn dood niet zou opgeven. Vanachter de stamtafel gaf de tot plaatselijke Kunstpaus uitgegroeide Hussem commentaar op de moderne kunst en op kunstenaars die zijn oordeel vroegen. Zijn positie werd in Den Haag door de jonge kunstenaars bijzonder gerespecteerd. Hussem heeft zelfs het voogdijschap over de juist in Den Haag aangekomen, jonge Jan Cremer gevoerd en zo was de jonge Peter Struycken zelfs jarenlang Hussem’s assistent.