(geb. 1921)
Tot Belg genaturaliseerde Nederlandse beeldhouwer, schilder en graficus. Enige tijd opgeleid aan de Amsterdamse Rijksacademie. Leefde 1943-1948 afwisselend in Nederland, Frankrijk en ItaliĆ«, woonde ca. 1951 in hetzelfde appartement aan de Rue Santeuil als Appel en Corneille, maar laat zich niet verleiden door Cobra, dat volgens hem te veel belang hecht aan toeval en impulsiviteit. Hij hecht meer waarde aan de Japanse kalligafie en ontwikkelt zich medio jaren ’50 richting “art informel”, parallel met het Amerikaanse Abstract Impressionisme. Achteraf blijkt hij Nedelands meest uitgesproken representant van de “materieschilderkunst”, naast Jaap Wagemaker, Wim de Haan en (in die periode) Kees Van Bohemen.
Vanaf begin jaren zestig komt de grote ommekeer door het gebruik van een gekleurde cementachtige specie met lijn- en standolie, pigment, dikke pasta, cement en kleurstoffen. Omdat hij was opgeleid als huisschilder was hij heel ervaren in het mengen van zijn eigen bijzondere verfsubstanties waarin hij de olieverf doorsloeg met water. Daardoor kon hij zijn dikke, pasteuze olieverfschilderijen dusdanig krijgen dat ze van binnenuit geheel doordroogden zonder uit te zakken.
Aanvankelijk ziet men kleurvlakken, zoals in het afgebeelde werk uit 1965. In de latere perioden ziet men geometrischere vormen zoals cirkels, kruisen, bloemmotieven en “kleurmoppen”. In alle perioden blijft het kenmerkende monumentale karakter gehandhaafd.