(geb. 1928)
Op één van zijn beste momenten schrijft Rudi Fuchs; «Sierhuis is een bewonderaar van Breitner en Rembrandt en dat betekent dus, dat hij een Amsterdamse schilder is; hij heeft een directe, stevige toets die in beweging gebracht wordt door sentiment». De lange carrière van de expressionist Sierhuis is daarmee kort samengevat., want de sentimentele directheid van Sierhuis speelt een belangrijker rol in zijn schildersbestaan dan de invloed van zijn vrienden van de Cobra-groep.
Sierhuis groeit grotendeels op in een kindertehuis in Amsterdam en leerde op de ambachtsschool het vak van huisschilder. Als klein jongetje boetseert en tekent hij al, en op negenjarige leeftijd krijgt hij een schildersezeltje en een schilderskistje. Hij kan dan al aardig schilderen, hetgeen aardig van pas zal komen als hij later soms commerciële «sjtadgesjichies» voor zijn levensonderhoud schildert. Als jongen op zwerftocht door Amsterdam ziet hij het stadsleven zoals Breitner en Israëls het zo levensecht hadden geschilderd. Een stad vol eenvoudige mensen die hard moesten werken om in leven te blijven, maar ook een stad met gezelligheid en solidariteit. Op 16-jarige leeftijd wordt Sierhuis toegelaten tot de avondopleiding van de Rijksacademie. Na een conflict over zijn armoedige kleding en zijn houten klompen verlaat hij de academie. Hij leeft een bohemienachtig leven in Amsterdam. Hij is betrokken bij De Experimentelen in 1947, en in 1948 bij de Cobra groep. In de zestiger jaren exposeert hij in Parijs, Mexico, Brazilië en Kopenhagen. Een gevleugeld gezegde van Sierhuis is; «met verf is het altijd vechten». In 1983 wordt Jan sierhuis docent aan de Rietveld Academie en in 1984 aan de Rijksacademie. Ronduit verbluffend is zijn kennis van de vaderlandse kunstgeschiedenis.