Piet Ouborg

(1893-1956)

Toen het op deze website afgebeelde doek van Ouborg in 1954 en 1955 deel uitmaakte van een wereldtournee onder de titels «Some Aspects of Modern Dutch Painting» en «Holländische Kunst der Gegenwart» was Ouborg 62 jaar oud. Ter vergelijking; Karel Appel, ook onderdeel van de delegatie, was juist 33 geworden. Lezende in de briefwisselingenen van Ouborg doemt een erudiet en fijnzinnig man op die reeds rond 1930 zeer bewust gekozen had voor de «écriture automatique» van het Franse Surrealisme en wiens werk vóór de oorlog onopgemerkt bleef omdat het de tijd ver vooruit was.

Tijdens de consternatie in 1950 naar aanleiding van de hem toegekende «Jacob Marisprijs» voor zijn abstracte tekening «Vader en Zoon», regende het ingezonden brieven en spotprenten in de nationale pers en schreef zijn collega-kunstenaar Charles Eyck over «onbeduidende grappen van totaal verziekte geesten». Deze verwikkelingen hebben Ouborg zeer gekwetst, terwijl ons nu duidelijk is hoe consequent en aantoonbaar belangwekkend zijn oeuvre toen al feitelijk was.

Ouborg was tussen 1916 en 1938 als tekenleraar en onderwijzer werkzaam in Nederlands-Indië, waar hij zich goed op de hoogte hield van het Europese Surrealisme en deze materie vermengde met de sterk met de religie verbonden inheemse cultuur in Nederlands-Indië. Toen hij in 1946 door Willy Boers werd gevraagd zich aan te sluiten bij de abstract werkende groep «Vrij Beelden», heeft hij begrijpelijkerwijze heftig getwijfeld. Zijn eigen omgeving waarschuwde hem voor deze Amsterdamse «communisten» terwijl hijzelf meende er «slechts mee te kunnen winnen» en het aanbod aannam, hetgeen in de daaropvolgende jaren tot een reeks unieke werken geleid heeft.

Naar verkrijgbaar werk van Piet Ouborg
Naar werk uit onze "historie" met Piet Ouborg