(1885-1944)
Voor deze mysterieuze kunstenaar met een zwakke gezondheid en een voorliefde voor de filosofie van Nietsche en Kierkegaard, was zelfs het uitoefenen van een kantoorbaan te zwaar. Hij legde zich toe op schilderen en trad in 1915 toe tot de groep met Rik Wouters en Jean Brusselmans, die exposeerde in de befaamde Galerie Giroux in Brussel, onder de naam «Salon des Indépendants».
Rond 1928 kwam Capouillé met een reeks sierlijke werken, waarvan enkele op groot formaat. De stijl kan nauwlijks ondergebracht worden. Als men dan persé aanknopingspunten zoekt bij de abstracte kunst en het surrealisme uit die periode, moet men gaan denken aan Arp, Miro en Klee. Capouillé geldt als een ontdekking van de jaren ‘90, toen onverwachts werk uit een nalatenschap verscheen dat iedereen verraste. Dit is opgetekend in de monografie die verscheen in de veelzeggende serie «Les énigmes de l’art» («De raadselen der kunst»), door Serge Goyens d’Heusch (Mecenart, Brussel 1994).